Vlabel spreekt zich uit over het gebruik van een beding van aanwas op een buitenlands onroerend goed en de onderhandse schenking naar Nederlands recht.

De Vlaamse Belastingdienst spreekt zich in twee recente (nog niet gepubliceerde) voorafgaande beslissingen uit over internationale  kwesties.

In beide beslissingen bevestigt de Vlaamse Belastingdienst technieken die in de praktijk reeds gebruikt worden. We bespreken ze voor u.

 

  1. Het beding van aanwas op een buitenlands onroerend goed

In een eerste voorafgaande beslissing (VB 24037) van 29 juli 2024 bevestigt Vlabel dat een beding van aanwas kan toegepast worden op een buitenlands onroerend goed. De voorafgaande beslissing behandelt de vraag omtrent de fiscale gevolgen van een beding van aanwas met betrekking tot een buitenlands – in casu een Spaans – onroerend goed.

De vraag werd gesteld door een echtpaar dat in Vlaanderen woont, gehuwd is onder een stelsel van zuivere scheiding van goederen, en een onroerend goed bezit in Spanje in onverdeeldheid. Het echtpaar overweegt om een beding van aanwas af te sluiten met betrekking tot dit onroerend goed.

De Vlaamse belastingdienst bevestigt dat een (optioneel) beding van aanwas betreffende het in Spanje gelegen onroerend goed beperkt is, middels een beschikking onder bijzondere titel tot stand komt en ten bezwarende titel is. De echtgenoten hebben een gelijkaardige levensverwachting en er is sprake van een gelijkwaardige inleg daar zij elk de onverdeelde helft van het pand bezitten.

Aangezien het onroerend goed niet in het Vlaams Gewest gelegen is, zal het (optioneel) beding van aanwas geen aanleiding kunnen geven tot enige schenkbelasting. Het Vlaams Gewest is dan ook niet bevoegd om de schenking van een buitenlands onroerend goed te belasten. Ook het verdeelrecht en het (voor in België gelegen onroerende goederen) in beginsel toepasselijke verkooprecht, wordt uitgesloten bij een beding van aanwas omtrent een in het buitenland gelegen onroerend goed aangezien er geen bevoegdheid is voor het Gewest om in het buitenland gelegen onroerende goederen te belasten. De Vlaamse belastingdienst bevestigt vervolgens dat bij overlijden van de eerststervende echtgeno(o)t(e) ook geen erfbelasting zal worden geheven, gelet op de terugwerkende kracht die in afwijking van artikel 5.147 BW aan de uitwerking van de voorwaarde zal worden gegeven.

Naast de nodige aandacht voor de fiscale gevolgen in België, is het uiteraard steeds essentieel om de fiscale gevolgen van dergelijke bedingen na te gaan in het land waar het onroerend goed gelegen is. Wat Spanje betreft, wordt het beding van aanwas fiscaal gelijk gesteld met een verkrijging krachtens legaat ingevolge waarvan er bij overlijden van de eerste echtgeno(o)t(e) successierechten verschuldigd zijn op diens aandeel in het pand. Zoals geweten moet er in Spanje nagegaan worden welke van de 17 regio’s bevoegd zal zijn om de overdracht van het pand te belasten. Indien het pand gelegen is in een regio met lage successierechten of grote vrijstellingen zoals Madrid, Andalusië of Valencia, dan is het beding van aanwas zeker een te overwegen piste. Dit is niet noodzakelijk het geval wanneer het pand gelegen is in één van de regio’s die hogere tarieven in de successierechten hanteert.

Bovenstaande redenering geldt ook voor buitenlands vastgoed dat gelegen is in andere landen. Het is evenwel zo dat landen als Frankrijk, Zwitserland en het Verenigd-Koninkrijk de verkrijging krachtens een beding van aanwas steeds gelijk stellen met een legaat en de buitenlandse fiscale gevolgen bij een overlijden uitgebreid geverifieerd moeten worden.

We hebben in het kader van de voorafgaande beslissing de internationale fiscale gevolgen van een beding van aanwas besproken maar ook civielrechtelijk zijn er enkele aandachtspunten.

De Rome-I verordening laat dan wel toe om het recht te kiezen dat de overeenkomst beheerst maar deze rechtskeuze zal enkel betrekking hebben op de verbintenisrechtelijke aspecten van het beding van aanwas. De invulling van zakelijke rechten die gevestigd worden op een onroerend goed worden steeds beheerst door het recht van het land waar het goed gelegen is. Maar ook de indirecte gevolgen van de overeenkomst kunnen door de toepassing van het internationaal privaatrecht verschillen. Zo kent het Catalaans burgerlijk wetboek de figuur van de ‘pacto de supervivencia’, zijnde een overeenkomst met grote gelijkenissen met het beding van aanwas. Een belangrijk verschil is evenwel dat het Catalaans (erf)recht stelt dat dergelijk beding geen afbreuk kan doen aan de rechten van de reservataire erfgenamen waar het Belgisch beding van aanwas reserve-proof is. Indien ook deze aspecten relevant zijn, moet uitgebreid aandacht besteed worden aan het toepasselijke erfrecht. Voor een goede successieplanning moet de analyse verder gaan dan de louter fiscale gevolgen.

 

  1. Schenking naar Nederlands recht

In een tweede voorafgaande beslissing vroegen twee Nederbelgen of een herroepbare schenking naar Nederlands recht fiscaal misbruik kan uitmaken. De schenking heeft betrekking op aandelen van een Belgische maatschap met daarin aandelen van een Belgische vennootschap.

De aandelen wenst men te schenken in toepassing van het Nederlands recht zowel naar de vorm als de inhoud. Deze rechtskeuze is mogelijk in toepassing van de bepalingen in de Rome I verordening. In tegenstelling tot het Belgisch recht laat het Nederlands recht toe om een schenking periodiek herroepbaar te maken.

De Vlaamse belastingdienst bevestigt dat de herroepbare schenking geen fiscaal misbruik uitmaakt.

Het interessante element in deze casus is evenwel de vraagstelling omtrent de vorm van de schenking. Het Nederlands recht laat, in tegenstelling tot het Belgische recht, toe om dergelijk schenking onderhands te doen. Een notariële schenkingsakte is niet vereist voor de overdracht van de deelbewijzen van de Belgische maatschap. Hierdoor valt men niet onder de toepassing van artikel 19 wetboek Registratierechten die de verplichte registratie van buitenlandse notariële schenkingsakten voorziet voor schenkingen van roerende goederen door Belgische rijksinwoners. Bijgevolg zou de schenking kunnen plaatsvinden zonder dat er schenkbelasting verschuldigd is. Ook bijkomende clausules zoals een voorbehoud van vruchtgebruik vereisen in Nederland geen authentieke akte.

Vlabel spreekt zich in de voorafgaande beslissing evenwel niet uit over deze registratieverplichting aangezien het een federale materie betreft. Wij treden het standpunt bij dat het gebruik van een onderhandse schenking die geldig is op basis van het internationaal privaatrecht er niet toe kan leiden dat men zich buiten de toepassing zou stellen van artikel 2.8.4.1.1 §2 VCF.

Het lijkt ons evenwel belangrijk erop te wijzen dat de Rome I verordening de voormelde rechtskeuze beperkt. Het internationaal privaatrecht stelt de wilsautonomie van de partijen centraal wanneer het overeenkomsten betreft. Het is aan de betrokken partijen om te bepalen welk recht van toepassing is op de overeenkomst (rechtskeuze) of waar ze willen procederen in geval van conflict (forumkeuze). Ook uit de Rome I-verordening blijkt dat de partijen steeds de mogelijkheid hebben om een uitdrukkelijke rechtskeuze op te nemen in de akte. Hiervoor kunnen zij vrij kiezen waarbij de keuze niet beperkt is tot het recht van een lidstaat van de Europese Unie. Deze rechtskeuze van de partijen is in se niet beperkt maar indien alle aanknopingspunten in een ander land liggen dan het gekozen recht, dan blijven de bepalingen van het eerste land waarvan de partijen niet kunnen afwijken gelden. Met deze beperking wil men vermijden dat de partijen bepalingen van dwingend recht zouden omzeilen door rechtskeuze te maken voor een ander rechtsstelsel.  Zo kan men in een puur Belgische situatie geen rechtskeuze maken voor het Nederlandse recht teneinde de schenking herroepelijk te maken aangezien dit een bepaling van (Belgisch) dwingend recht is waar niet aan geraakt kan worden ingevolge de rechtskeuze voor het Nederlandse recht. 

Dus wanneer zowel schenkers als begiftigden enkel aanknopingspunten hebben met België alsook de geschonken goederen in België gelegen zijn, kan er niet afgeweken worden van de dwingende bepalingen van het Belgisch recht zoals bijvoorbeeld de onherroepelijkheid van de schenking.

Ook de situatie waarbij er een kunstmatige aanknoping gecreëerd zou worden met Nederland om dusdanig een rechtskeuze uit te oefenen en toepassing te kunnen maken van het Nederlands recht qua vorm en inhoud lijkt ons een piste waarbij de nodige voorzichtigheid zich opdringt.